Straat van Le Maire

Straat van Le Maire

Straat van Le Maire

3 december 2013

Leo Boersen meldt:
“In het logboek van gisteren heeft Kaatje verteld over de speech van onze kapitein. Het venijn van de korte speech van Arian bij het ronden van de kaap zat in de staart: “By the way, the clocks go one hour forward now”. Met de kaap nauwelijks achterlijker dan dwars en de beide vuurtorens helder en tegelijk zichtbaar, was het ineens kort voor middernacht, het begin van de hondenwacht, die meteen volop aan de bak moest. De donkere trekken van Kaap Hoorn bleven nog geruime tijd goed zichtbaar. Er stond een stevige Westenwind 8 Bft, die allengs ZZW werd en niet in kracht zou gaan afnemen. Even voorbij Kaap Hoorn –ten noordoosten- liggen de Barnevelts Eilanden, genoemd naar de heer Johan van Oldenbarnevelt. Deze kleine eilanden waren een klein half uurtje na passage van de kaap in het duister kort zichtbaar. Op de vorige wereldreis van de Oosterschelde, van 1996-1998, voer als schipper mee naast kapitein Dick van Andel, Pieter Brandjes, net zoals ik geboren in Barneveld. Groot was zijn  teleurstelling toen ik hem destijds bij gelegenheid vorenstaande vertelde. Hij verkeerde in de veronderstelling, dat de Kaap naar de stad Hoorn was genoemd -juist- en het Staten(ei)land naar zijn geboorteplaats, onjuist. Het had zo maar gekund, want om zijn vastberadenheid en onafhankelijkheid te tonen, werd door Le Maire, in afwijking van het gebruik van die tijd, niet vernoemd naar heiligen of feestdagen, maar :Cabo de Hoorn, ter ere van de Stad Hoorn”. Voorbij deze eilandjes en ruim voor de Straat Le Maire heb je aan bakboord de aanloop naar het Beagle-kanaal en Ushuaia. De ‘Oosterschelde’ zal in de loop van december deze aandoen en daarvandaan zal zij op 29 december op haar eerste van twee Antarctica-reizen vertrekken.
Ging de ‘Oosterschelde’ nog met zo’n 7-8 knopen onder dubbel gereefd schoenerzeil, fok en stormfok langs de kaap, dit werd allengs minder naarmate we de zeestraat tussen Statenland en Mauritsland naderden. Dit had alles te maken met de sterke stroming die daar staat. Toen de ‘Eendracht’ op 25 januari 1616 door deze straat voer, waaraan (eerst) op 12 februari 1616 de naam ‘Straat Le Maire’ werd gegeven, werd in de journalen van Schouten en Le Maire aangetekend: “In de Straat kregen wij zulk een harde stroom tegen dat wij die met topzeilskoelte nauwelijks dood konden zeilen”. De stroming werd door hen geschat op maximaal 3 knopen. De ‘Oosterschelde’ had diezelfde stroom aanvankelijk mee; Arian schatte hem op zo’n 3,5 à 4 knopen, en later tegen en dat bracht haar snelheid terug naar zo’n 5 knopen, ondanks de sterke wind. De straat is zo’n 15 mijl breed en we voeren in het midden. In de loop van de morgen werd Stateneiland duidelijk zichtbaar, evenals met sneeuw bedekte bergen op Vuurland, een machtig en imponerend gezicht. Stateneiland ziet bruin en bebost en lijkt zo op het eerste gezicht onbewoond. Overigens wist Le Maire niet dat het hier om een eiland ging en hij noemde het dan ook Statenlandt naar de Staten-Generaal. In maart 1643 ontdekte de vloot van Hendrik Brouwer min of meer bij toeval dat het om een eiland ging.
Maar er was nog iets wat kapitein Arjan alle opvarenden, nog nippend aan het hen van scheepswege vertrekte oorlam, had toegevoegd, staande in de dinghy bij het schijnsel van de vuurtoren van Kaap Hoorn: “Welcome to the Atlantic!” Die Atlantic toonde direct aan ons haar grimmige kant. Storm, koud, hagel- en sneeuwbuien tijdens elke wacht, waarbij de wind nog verder aanwakkert. Onder die omstandigheden is het verstandig dat de ‘Oosterschelde’ wordt gestuurd door de bemanning en niet door de opstappers. De eersten sturen pro-actief en met vaste hand. De tweede met (veel) vertraging en onzeker en dat is niet bevorderlijk voor een goede vaart. Aangezien er aan de zeilvoering niets meer behoeft te worden veranderd, is onze aanwezigheid bovendeks van beperkt nut. Er zijn lijnen gespannen op het dek en de harnassen zijn gebruiksgereed. Daarvan wordt gebruik gemaakt, als je bovendeks gaat om koffie of thee te brengen naar het stuurhuis of om de zeeën te bewonderen, die in steeds wisselend licht op en rond de ‘Oosterschelde’ woeden in allerlei patronen en variaties, aangevuld met het huilen der wind door het want. Het is een imponerende ervaring 350 ton te voelen en te zien worden opgeheven bij de achtersteven en dan met een sierlijke draai zich weer op te richten. Als bij een sneeuwbui de wind aanwakkert tot 11 Bft -meting van stuurman Ewout- zijn de golven 8 tot 9 meter, maar het voelt aan als de Eiffeltoren. We varen over het continentale plat en bijgevolg is er geen lange zware deining, tot nu het enige voordeel wat de zuidelijke Atlantische Oceaan ons heeft geboden. Ook het feit dat er nog geen lange windbaan heeft kunnen ontstaan speelt natuurlijk mee. Overigens gebiedt de eerlijkheid hier aan toe te voegen, dat zowel de baret van Leonard als de muts van Jan beide in de Pacific verloren gewaand, door en in de Atlantic zijn teruggevonden. Ik zag de baret bij de sloep rondjes draaien en kon net voorkomen, dat ze door de wind werd meegenomen en heb Leonard terstond blij gemaakt.
Dat het overigens kan verkeren, blijkt wel uit het feit dat luttele dagen geleden de ‘Europa’ hier te kampen had met windstilte, iets waar James Cook ook al gewag van maakte bij zijn tweede wereldreis, toen hij bij het binnenvaren van de straat vanaf de Atlantische Oceaan door de stroom werd teruggezet.
Benedendeks gaat het ballet onverminderd voort met als choreograaf dus niet langer de Pacific, maar de Altantic. We hebben nu korte zeer krachtige halen, waarbij de hellingraad meestentijds oploopt tot rond de 30 en na een aantal forse halen is het plots op miraculeuze wijze absoluut stil om dan vervolgens weer alles te horen en zien herhaald. De luiken aan loef zijn met kanvas afgedekt om lekkages tegen te gaan en dat geeft een schemerige sfeer en extra cachet in de salon. In diezelfde salon is het business as usual. Zo maakt Wieger ons lekker met een reisverslag van zijn solofietstocht van Buenos Aires naar Ushuaia in de zomer van 2006-2007, 6 maanden, verluchtigd met mooie foto’s van zonovergoten landschap, het landschap dat aan bakboord schuil gaat achter wolken en buiswater. Daartussendoor peinzende en bukkende gezichten, zwoegend op het gedichtje voor bij het aanstaande Sinterklaasfeest aan boord van de ‘Oosterschelde’, onvermijdelijk als je op een dergelijk historisch zeilschip onder Nederlandse vlag aanmonstert in dit jaargetijde.
Onder niet gemakkelijke omstandigheden maar op vastberaden wijze is het schoenerzeil neergehaald
en nu varen we alleen op de stormfok, goed voor een snelheid van zo’n 7-8 knopen. We hebben nog zo’n anderhalve dag te gaan tot de 50ste breedtegraad en dan nog zo’n 150 mijl naar de Falklands en als het niet te veel tegenzit zijn we daar dus met Sinterklaas. Misschien wel beter ook, want hoe kan de Goedheiligman midden op zee op zo’n stampende en rollende ‘Oosterschelde’ worden overgezet?
In het voorwoord bij ‘Below the convergence’ schrijft Alain Gurney; “An old tradition has it, that those who have rounded Cape Horn under sail can take their after-dinner drink with one foot on the table”. Heb je ook nog eens onder zeil de poolcirkels gekruist, dan mag je zelfs beide voeten op tafel plaatsen.
Dat belooft nog wat in Port Stanley, waarbij ik, afgaande op wat ik zoal a/b ruik en zie, het wellicht aanbeveling verdient dat alle opvarenden tenminste een paar schone sokken aantrekken, al dan niet na hun voeten te hebben gereinigd, mogelijk zelfs met zeep.